Brief van Georgius Macropedius aan Cornelius Valerius van Oudewater te Leuven, Utrecht, 9 mei 1549.

Adressering:
Aan de allergeleerdste heer M. Cornelius Veteraquarius ofwel van Utrecht, een bijzondere vriend, wonend in Leuven, in het huis van de zeer geleerde Lambertus Verharius.

Transcriptie van de brief:
Gegroet. Al twee brieven heb ik van jou ontvangen, mijn zeer geleerde Cornelius, waarin jij je grote genegenheid voor mij overduidelijk hebt laten blijken; maar ik kan slechts met moeite één antwoord schrijven, vanwege het hevige ongemak en de poltering van de jicht in mijn voeten en handen.
Allereerst ben ik blij (te lezen) dat het met jouw zaken wat beter gaat, en dat nu door een grotere winst wordt goedgemaakt wat in de Galliës minder gunstig is gegaan. Wat nu onze school betreft: in het kort dit: Het aantal leerlingen is groot, groter dan ooit tot nu toe. De leraren zijn toegewijd, en ijverig in de weer bij het onderricht van hun leerlingen. Bacchaeus is naar Italië gegaan; ik twijfel eraan of dat wel verstandig is, maar door een ongelukkige samenloop van omstandigheden is er nog niemand in zijn plaats aangesteld. Twee in ieder geval zeer geleerde mannen hebben voor Pasen, vlak na elkaar, hun diensten aangeboden; en terwijl wij verwachtten dat op de afgesproken dag beiden zouden komen, kwam geen van beiden opdagen; vermoedelijk hebben ze een betere baan kunnen krijgen. Wij zijn daarom gedwongen om met de nodige fijngevoeligheid hen te benaderen, die zich eerder al eens uit eigen beweging bij ons hadden aangeboden en toen niet zijn aangenomen omdat er anderen werden benoemd. Ons beider gemeenschappelijke vrienden maken het goed en laten je hartelijk groeten. Ik echter word door het ongemak van mijn jicht zo erg gekweld dat ik gaan noch staan kan, tenzij steunend op een stok. Als we de doktoren mogen geloven, belooft dit kritieke levensjaar mij weinig goeds. De wil des Heren geschiede.
Nannius heeft het zo druk met het afleggen van bezoekjes bij anderen, dat hij geen tijd kan vinden om mij de dingen te vertellen die in Brussel gebeurd zijn.
Mijn muzen kwijnen met mij: ze zijn nu onvruchtbaar en brengen niets meer voort; voor Pasen zouden ze iets ter wereld gebracht hebben als mijn beul van een jicht zo'n bevalling niet verhinderd had.
Hartelijke groeten, zeer geleerde heer.
Uit Utrecht, 9 mei.
Je Macropedius, nu 'met de dikke voeten'.